Het lijkt zo vanzelfsprekend: als je in jouw ogen iets (goeds) doet voor de ander hoor je bevestiging te krijgen. Een schouderklopje, een ‘dank je wel’ of ‘wat fijn dat je daaraan hebt gedacht’. Of je krijgt zelfs een beloning. Voor werk bijvoorbeeld en dat leg je dan vast in een contract. Of we maken een afspraak met elkaar. Een soort wederkerigheid. Daar draaien hele samenlevingen op. En het lijkt heel mooi en eerlijk.
En toch is daar ook iets vervelends mee. Iets dat niet klopt.
Er is namelijk sprake van een verplichting. Ook al lijkt het de normaalste zaak van de wereld. Zo van ‘wij hebben een relatie met elkaar en dat betekent dat jij iets voor mij doet en ik iets voor jou’. En dat proberen we dan in balans te houden. En dat lukt vaak niet. Want voordat je het weet doe je best veel voor de ander en die ander geeft in jouw ogen minder terug. En dan raak je geïrriteerd of gekwetst en voel je je ‘niet gezien’. De ander is zijn of haar (vaak ook nog onuitgesproken) ‘verplichting’ niet nagekomen.
Wat niet klopt is dat we feitelijk onze verantwoordelijkheid uit handen geven. Ik noem het liever ‘ons vermogen’. We leggen letterlijk een stukje van ons eigen vermogen, van onze eigen kracht in de handen van een ander. En daarmee leveren we in op ons werkelijk potentieel en onze vrijheid.
Waar de verplichting of verwachting ten tonele verschijnt, komen onvermijdelijk angst, irritatie of boosheid in haar kielzog.
En natuurlijk, het is soms heel moeilijk om ons vermogen te ervaren, om te voelen dat we heel en compleet zijn en dat we vanuit vrijheid kunnen geven en verbinden.
Ervaar het maar hoe moeilijk het is. Voel die emoties maar door je heen gaan. Voel ze in je lichaam vooral. Neem er de tijd voor, geef er ruimte aan. Zo ja. En dan… voel maar wat er dan komt.