Er is een heel mooi boekje verkrijgbaar van David Grossman, ‘De omhelzing’. Misschien is het een kinderboekje misschien ook niet. Het gaat over uniek en speciaal zijn en of je je daarbij alleen voelt of toch ook samen met een ander.
Het begint zo: ‘Je bent lief’, zei de moeder van Ben. Ze liepen in het veld en het was laat in de middag. ‘Je bent zo ontzettend lief, zoals jij is er niemand op de hele wijde wereld’. Is er echt niemand zoals ik?’, vroeg Ben. ‘Nee,’ zei zijn moeder, ‘jij bent de enige.’
En verderop: ‘Ik wil niet de enige zoals ik op de hele wereld zijn,’ zei Ben.
En zoals kleine Ben dat zegt tegen zijn moeder begrijpen we het meteen, we voelen met hem mee. Want de enige zijn op de wereld klinkt ineens heel erg alleen. En we willen zo graag ergens bij horen. Bij iemand horen. Deel uitmaken van een samen. Om ons samen te kunnen voelen willen we graag iets gemeenschappelijks ervaren. Willen we op elkaar lijken, zo lijkt het.
Daarom is het zo belangrijk dat we als unieke en speciale mensjes een heel warm welkom van onze mamma krijgen. Zodat we kunnen voelen dat het ok is dat we iemand anders zijn dan onze mamma en daarna ook anders dan onze pappa, broers en zussen, en zo verder. En niet alleen anders maar ook bijzonder. Met onze eigen talenten en vermogens. En zodra we dat vertrouwen in onszelf kunnen ervaren wordt het ook mogelijk om ons te verwonderen over die unieke, speciale ander en ons samen te voelen met die ander.
‘Jij bent de enige zoals jij,’ zei zijn moeder, ‘en ik ben de enige zoals ik, maar als ik jou nu een knuffel geef, dan ben je niet alleen en ik ben ook niet alleen.’
‘Knuffel me dan maar,’ zei Ben, en hij omhelsde zijn moeder.
En zo eenvoudig kan het zijn…